Helende verhalen: De dageraad. Een oeroud sprookje voor de toekomst

"Kom mijn lief. Laat ik je vertellen. Vertellen over vroeger en nu."
"Lang, heel lang geleden, nog voordat de tijd begonnen was, leefde onze Grote Moeder alleen. Haar eindeloze duisternis was ongekend uitgestrekt en peilloos diep. Ze was vol potentie en zwanger van mogelijkheden, maar er was nog niets geboren. Hoe lang dat zo is geweest weet niemand, maar na een eeuwigheid baarde onze Grote Moeder 'Het Licht'. En uit dat Licht zijn wij geschapen, mijn lief. Wij zijn kinderen van Moeder God en we dragen Haar Licht in ons hart.
God was vol liefde voor Haar kinderen en Zij schonk ons een Paradijselijke tuin. Op planeet Aarde die eerst nog leeg was schiep Zij een tuin die Hof van Eden werd genoemd.
Vol vreugde konden wij daar leven, want het ontbrak ons aan niets. Wij vierden het leven, en met gezang en ceremonies dankten wij onze Moeder voor al Haar gaven. Wij dansten ons leven in het eindeloze tintelende en bruisende Licht van de Levensstroom, en in onze speelsheid tuimelden wij over elkaar.
Onze kinderen werden in heilige verbinding verwekt en in ceremonie ontvangen. Hun levenslied werd gezongen door de vrouwen en mannen van iedere gemeenschap. En hun naam wed gezegend. Hun naam was immers God's naam, want ze waren geboren uit de schoot van Moeder God. Ja, mijn lief dat wisten wij toen nog.
Maar, mijn lief, op een dag vielen wij in slaap en we beleefden een nachtmerrie. Ineens dachten we dat onze Moeder niet meer van ons hield en ons in de steek had gelaten, en we werden bang. We voelden ons niet meer veilig in onze Hof en bouwden muren om onze woningen. De rijkdom van de natuur van Eden werd aan banden gelegd en eeuwen oude bomen omgehakt.
We voelden ons niet meer verbonden met elkaar en bouwden muren om ons hart. Daardoor konden we het Licht in het hart van onze zusters en broeders niet meer zien, en we geloofden dat het ook uit ons hart eigen hart was verdwenen.
Onze kinderen werden niet meer in onze gemeenschap gezongen, maar kwamen ter wereld in kille ruimtes. De mensen in die ruimtes waren vreemden en niet te herkennen, het licht was pijnlijk hard en alles zoemde en bromde duistere laagfrequente tonen die het Levenslied overstemden.
Bruisende stromen helder levend water werden ingedamd en volgegooid met dodelijk stoffen. Fabrieken stootten donkere wolken vol chemicaliën uit en over de hele Aarde ook de eens zo vruchtbare grond, de levende huid van Moeder Aarde, werd levenloze substantie.
In onze angstige nachtmerrie zagen we angstige boze schreeuwden mannen. Zij vertelden ons dat 'Zij' de schuld waren van onze nachtmerrie en dat 'Wij' ons tegen hen moesten beschermen. Deze mannen beweerden dat ze precies wisten wat we moesten doen; we hoefden alleen maar te gehoorzamen.
Maar daar hield het niet mee op, want niet veel later schreeuwden deze bange mannen dat het Licht in ons hart een leugen was en dat we onszelf en onze zusters en broeders niet meer konden vertrouwen.
Op grote en kleine borden konden we lezen dat vreugdevol verbinden dodelijk kon zijn. Dat we Moeder Natuur niet moesten vertrouwen, maar uitsluitend de kunstmatige wereld van en vol chemicaliën.
Dat de onbevangen en overvloedige Levensstroom die ons eeuwen had gevoed niet gezond was en wij we ons tegen het Leven zelf moesten beschermen om in leven te blijven.
Maar helaas mijn lief, leefden we allang niet meer omdat we verstrik waren in de nachtmerrie. De magie uit de Hof van Eden was weg en angst gebleven.
Het was treurig, maar niemand zong nog het levenslied, want we hadden ons de mond laten snoeren.
De angst maakte vele mensen ziek. Zij leden ernstig en snakten naar levensadem. Gemeenschappelijke ceremonies werden verboden en het leven vieren onmogelijk gemaakt. Het was een droeve, donkere tijd.
Gelukkig is dat niet het hele verhaal, mijn lief, want aan de angstige nachtmerrie kwam een einde. Juist op het moment dat het leek of de angst inderdaad al het Licht had weggevaagd.
Hoe dat kwam kan niemand precies zeggen, maar ik denk dat dit kwam omdat er, ondanks alles, nog steeds zusters en broeders waren die niet luisterden naar het angstige geschreeuw van de boze mannen en meer vertrouwden op het Licht dat Moeder God in hun hart had geplaatst.
Het waren moedige mensen die wisten dat het leven inderdaad gevierd moest worden en dat verbinding een geschenk was van de Grote Moeder.
Het waren deze mensen die vol vertrouwen op hun innerlijk Licht een oersterk Web van Liefde weefden. Dat Web was onzichtbaar voor de angst, maar makkelijk te vinden door degenen die naar het Licht keken.
En daardoor kwam er een einde aan nachtmerrie weg en werd alles rustig en stil.
Het gebrom van machines verstomde en de kunstmatige wereld met machines en chemicaliën verdween, maar de overblijfselen moeten nog we worden opgeruimd.
De stille Aarde stond nog vol muren en de huid van Moeder Natuur was ernstig beschadigd. Maar er was rust, want het gebrom van machines was immers opgehouden. En wij, kinderen van God, sliepen door in een zachte slaap, beschermd door liefde.
De rust was precies datgene wat Moeder Aarde nodig had om zichzelf te regenereren. In een wereld die verder leeg was kon zij zich herstellen. Haar eigen natuur was vele malen sterker dan de muren die de mensen hadden gebouwd en langzaam verdwenen die obstakels. Het vervuilde water werd gereinigd door liefdevolle wezens van Licht. Insecten en vogels werden begroet en verdorde planten en bomen werden vruchtbaar gezongen.
En Moeder God zag dat het goed was.
Toen brak er een nieuwe dag aan en in het dageraad van de vroege ochtend wekte onze Grote Moeder haar geliefde kinderen en mochten we weer leven in een nieuwe Hof.
Dat, mijn lief, was het begin van de Nieuwe Tijd. De tijd waarin wij weer waarlijk leven.